In dit hoofdstuk wordt ingegaan op deze beslissingen en medische handelingen. Aangegeven wordt welke professionele uitgangspunten er voor de arts gelden en hoe hij met beslissingen rond het levenseinde kan omgaan. Daarnaast wordt ingegaan op de algemene verantwoordelijkheden van de arts bij levenseindezorg, zoals het houden van regie en het tijdig bespreken van de wensen van de patiënt.

De genoemde handelingen en beslissingen rond het levenseinde kunnen gelijktijdig of opeenvolgend plaatsvinden. Ze kunnen weliswaar in elkaars verlengde liggen, maar hebben elk hun eigen karakteristieken en eigen indicaties.

Rond het levenseinde van een patiënt kan een arts te maken krijgen met verschillende medische handelingen en beslissingen. Bijvoorbeeld pijnbestrijding, symptoombestrijding, palliatieve sedatie of het niet starten dan wel staken van een behandeling. Deze worden als normaal medisch handelen beschouwd.1 Ook kan de arts te maken krijgen met de situatie waarin een patiënt een behandeling weigert, een wilsverklaring heeft opgesteld of het levenseinde zelf wil bespoedigen. Euthanasie en hulp bij zelfdoding worden daarbij beschouwd als bijzonder medisch handelen.2 

Met het begrip ‘normaal medisch handelen’ wordt gedoeld op activiteiten en interventies die voortvloeien uit de professionele standaard van de arts. Het gaat om geïndiceerd handelen, met een concreet behandelingsdoel.

2 Met het begrip bijzonder medisch handelen wordt aangegeven dat levensbeëindiging niet behoort tot het normaal medisch handelen. Levensbeëindiging wordt niet alleen door medische maar ook door maatschappelijke overwegingen genormeerd.


Met het begrip ‘normaal medisch handelen’ wordt gedoeld op activiteiten en interventies die voortvloeien uit de professionele standaard van de arts. Het gaat om geïndiceerd handelen, met een concreet behandelingsdoel.

2 Met het begrip bijzonder medisch handelen wordt aangegeven dat levensbeëindiging niet behoort tot het normaal medisch handelen. Levensbeëindiging wordt niet alleen door medische maar ook door maatschappelijke overwegingen genormeerd.


In dit hoofdstuk wordt ingegaan op deze beslissingen en medische handelingen. Aangegeven wordt welke professionele uitgangspunten er voor de arts gelden en hoe hij met beslissingen rond het levenseinde kan omgaan. Daarnaast wordt ingegaan op de algemene verantwoordelijkheden van de arts bij levenseindezorg, zoals het houden van regie en het tijdig bespreken van de wensen van de patiënt.

De genoemde handelingen en beslissingen rond het levenseinde kunnen gelijktijdig of opeenvolgend plaatsvinden. Ze kunnen weliswaar in elkaars verlengde liggen, maar hebben elk hun eigen karakteristieken en eigen indicaties.

Rond het levenseinde van een patiënt kan een arts te maken krijgen met verschillende medische handelingen en beslissingen. Bijvoorbeeld pijnbestrijding, symptoombestrijding, palliatieve sedatie of het niet starten dan wel staken van een behandeling. Deze worden als normaal medisch handelen beschouwd.1 Ook kan de arts te maken krijgen met de situatie waarin een patiënt een behandeling weigert, een wilsverklaring heeft opgesteld of het levenseinde zelf wil bespoedigen. Euthanasie en hulp bij zelfdoding worden daarbij beschouwd als bijzonder medisch handelen.2