In de situatie van een wilsonbekwame patiënt met een schriftelijk euthanasieverzoek zijn de zorgvuldigheidseisen van de euthanasiewet ‘van overeenkomstige toepassing’. Dit houdt in dat er bij het invullen van de zorgvuldigheidseisen recht wordt gedaan aan de bijzonderheid van dergelijke gevallen. Hieruit volgt dat de arts bij het beoordelen van de zorgvuldigheidseisen rekening moet houden met de wilsonbekwaamheid van de patiënt. Zo moet hij bijvoorbeeld rekening houden met het feit dat de patiënt zijn wil ter zake niet meer kan uiten in woord of gebaar en hij dus niet meer met de patiënt kan communiceren over bijvoorbeeld zijn euthanasieverzoek of het lijden dat hij ervaart. Uiteraard zal de arts, ook als de patiënt wilsonbekwaam ter zake is, ervan overtuigd moeten zijn dat aan alle zorgvuldigheidseisen is voldaan alvorens hij euthanasie kan uitvoeren. Het is - wellicht ten overvloede - een noodzakelijke voorwaarde dat er een schriftelijk euthanasieverzoek is van de patiënt, dat hij heeft opgesteld ten tijde van wilsbekwaamheid. Zonder zo’n eerder opgesteld schriftelijk euthanasieverzoek mag euthanasie bij een wilsonbekwaam geworden patiënt niet worden uitgevoerd.
Het medisch-professioneel oordeel van de arts is – binnen het kader van de euthanasiewet – leidend bij de beslissing om al dan niet euthanasie uit te voeren bij een wilsonbekwame patiënt met vergevorderde dementie.1
In deze paragraaf gaan we nader in op het juridische en professionele kader dat geldt bij euthanasie bij patiënten met vergevorderde dementie die wilsonbekwaam ter zake zijn. Dit doen we aan de hand van de zorgvuldigheidseisen van de euthanasiewet. Deze zorgvuldigheidseisen worden ook nader toegelicht in hoofdstuk 2 van dit standpunt. Deze paragraaf vormt een aanvulling daarop. Uit de tekst in deze paragraaf blijkt duidelijk wanneer het om wettelijke vereisten gaat. Waar deze KNMG-normen een aanvullend karakter hebben, staat dit ook vermeld. In een kader vooraf staan steeds de belangrijkste kernpunten samengevat.
1 Het kader dat bij de uitvoering van euthanasie voor de arts van belang is, wordt gevormd door wet, rechtspraak en verschillende beroepsnormen. De EuthanasieCode is ook een belangrijke bron omdat deze een overzicht geeft van de wijze waarop de zorgvuldigheidseisen uit de euthanasiewet worden getoetst door de RTE. Er is sprake van veel overlap ten aanzien van voornoemde bronnen.
1 Het kader dat bij de uitvoering van euthanasie voor de arts van belang is, wordt gevormd door wet, rechtspraak en verschillende beroepsnormen. De EuthanasieCode is ook een belangrijke bron omdat deze een overzicht geeft van de wijze waarop de zorgvuldigheidseisen uit de euthanasiewet worden getoetst door de RTE. Er is sprake van veel overlap ten aanzien van voornoemde bronnen.
In de situatie van een wilsonbekwame patiënt met een schriftelijk euthanasieverzoek zijn de zorgvuldigheidseisen van de euthanasiewet ‘van overeenkomstige toepassing’. Dit houdt in dat er bij het invullen van de zorgvuldigheidseisen recht wordt gedaan aan de bijzonderheid van dergelijke gevallen. Hieruit volgt dat de arts bij het beoordelen van de zorgvuldigheidseisen rekening moet houden met de wilsonbekwaamheid van de patiënt. Zo moet hij bijvoorbeeld rekening houden met het feit dat de patiënt zijn wil ter zake niet meer kan uiten in woord of gebaar en hij dus niet meer met de patiënt kan communiceren over bijvoorbeeld zijn euthanasieverzoek of het lijden dat hij ervaart. Uiteraard zal de arts, ook als de patiënt wilsonbekwaam ter zake is, ervan overtuigd moeten zijn dat aan alle zorgvuldigheidseisen is voldaan alvorens hij euthanasie kan uitvoeren. Het is - wellicht ten overvloede - een noodzakelijke voorwaarde dat er een schriftelijk euthanasieverzoek is van de patiënt, dat hij heeft opgesteld ten tijde van wilsbekwaamheid. Zonder zo’n eerder opgesteld schriftelijk euthanasieverzoek mag euthanasie bij een wilsonbekwaam geworden patiënt niet worden uitgevoerd.
Het medisch-professioneel oordeel van de arts is – binnen het kader van de euthanasiewet – leidend bij de beslissing om al dan niet euthanasie uit te voeren bij een wilsonbekwame patiënt met vergevorderde dementie.1
In deze paragraaf gaan we nader in op het juridische en professionele kader dat geldt bij euthanasie bij patiënten met vergevorderde dementie die wilsonbekwaam ter zake zijn. Dit doen we aan de hand van de zorgvuldigheidseisen van de euthanasiewet. Deze zorgvuldigheidseisen worden ook nader toegelicht in hoofdstuk 2 van dit standpunt. Deze paragraaf vormt een aanvulling daarop. Uit de tekst in deze paragraaf blijkt duidelijk wanneer het om wettelijke vereisten gaat. Waar deze KNMG-normen een aanvullend karakter hebben, staat dit ook vermeld. In een kader vooraf staan steeds de belangrijkste kernpunten samengevat.