In de praktijk wordt vaker gekozen voor euthanasie dan voor hulp bij zelfdoding. Beide mogelijkheden moeten goed worden afgewogen en onderzocht. Het is belangrijk om tijdens de uitvoering van de euthanasie op complicaties te zijn voorbereid. De arts moet gedurende de euthanasie of hulp bij zelfdoding aanwezig zijn of in de directe nabijheid blijven.
Het is belangrijk dat de patiënt en zijn directe omgeving goed geïnformeerd zijn over hoe de levensbeëindiging zal gaan verlopen, inclusief de praktische gang van zaken. Ook kan de patiënt zelf bepaalde wensen hebben, waarover arts en patiënt van tevoren moeten spreken. Daarnaast moeten zij spreken over het hoe en wanneer van de euthanasie, en over de handelwijze bij complicaties.
Juist bij een handeling die een arts zo zelden verricht en die zo ingrijpend en onomkeerbaar is, moeten alle voorbereidingen in rust worden gedaan. De arts doet er goed aan om met de patiënt en zijn directe omgeving duidelijke afspraken te maken over de datum en het tijdstip van de euthanasie en wie daarbij aanwezig zijn. Dat kan hij pas doen nadat de SCEN-consultatie heeft plaatsgevonden.
1 Het - in opdracht - inbrengen van bijvoorbeeld een infuusnaald door een verpleegkundige in het kader van euthanasie mag wel omdat dit een voorbereidingshandeling is. De arts moet zelf de uitvoeringshandelingen in het kader van euthanasie en hulp bij zelfdoding verrichten, zoals de intraveneuze toediening van euthanatica.
De laatste zorgvuldigheidseis uit de euthanasiewet is dat de uitvoering van de euthanasie zowel medisch als farmacologisch zorgvuldig gebeurt. In de Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van de KNMG en KNMP staat voor artsen en apothekers beschreven wat in de praktijk een goed toepasbare, effectieve en veilige uitvoering van euthanasie en hulp bij zelfdoding is.
Belangrijk is dat de arts tijdig contact opneemt met de apotheker, bijvoorbeeld op het moment dat hij de SCEN-arts inschakelt. De apotheker kan om principiële redenen afzien van het leveren van euthanatica. In dat geval stelt de apotheker de uitvoerend arts in de gelegenheid om zich tot een collega-apotheker te wenden. De arts is eindverantwoordelijk voor een medisch zorgvuldige uitvoering van de euthanasie. Alleen de uitvoerende arts mag euthanatica toedienen (bij euthanasie) of aanreiken (bij hulp bij zelfdoding). Het inbrengen van een infuusnaald en het vooraf (eventueel) aansluiten aan een waakinfuus worden niet beschouwd als toedieningshandelingen. Alle handelingen daarna wel1.
1 Het - in opdracht - inbrengen van bijvoorbeeld een infuusnaald door een verpleegkundige in het kader van euthanasie mag wel omdat dit een voorbereidingshandeling is. De arts moet zelf de uitvoeringshandelingen in het kader van euthanasie en hulp bij zelfdoding verrichten, zoals de intraveneuze toediening van euthanatica.
In de praktijk wordt vaker gekozen voor euthanasie dan voor hulp bij zelfdoding. Beide mogelijkheden moeten goed worden afgewogen en onderzocht. Het is belangrijk om tijdens de uitvoering van de euthanasie op complicaties te zijn voorbereid. De arts moet gedurende de euthanasie of hulp bij zelfdoding aanwezig zijn of in de directe nabijheid blijven.
Het is belangrijk dat de patiënt en zijn directe omgeving goed geïnformeerd zijn over hoe de levensbeëindiging zal gaan verlopen, inclusief de praktische gang van zaken. Ook kan de patiënt zelf bepaalde wensen hebben, waarover arts en patiënt van tevoren moeten spreken. Daarnaast moeten zij spreken over het hoe en wanneer van de euthanasie, en over de handelwijze bij complicaties.
Juist bij een handeling die een arts zo zelden verricht en die zo ingrijpend en onomkeerbaar is, moeten alle voorbereidingen in rust worden gedaan. De arts doet er goed aan om met de patiënt en zijn directe omgeving duidelijke afspraken te maken over de datum en het tijdstip van de euthanasie en wie daarbij aanwezig zijn. Dat kan hij pas doen nadat de SCEN-consultatie heeft plaatsgevonden.
De laatste zorgvuldigheidseis uit de euthanasiewet is dat de uitvoering van de euthanasie zowel medisch als farmacologisch zorgvuldig gebeurt. In de Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van de KNMG en KNMP staat voor artsen en apothekers beschreven wat in de praktijk een goed toepasbare, effectieve en veilige uitvoering van euthanasie en hulp bij zelfdoding is.
Belangrijk is dat de arts tijdig contact opneemt met de apotheker, bijvoorbeeld op het moment dat hij de SCEN-arts inschakelt. De apotheker kan om principiële redenen afzien van het leveren van euthanatica. In dat geval stelt de apotheker de uitvoerend arts in de gelegenheid om zich tot een collega-apotheker te wenden. De arts is eindverantwoordelijk voor een medisch zorgvuldige uitvoering van de euthanasie. Alleen de uitvoerende arts mag euthanatica toedienen (bij euthanasie) of aanreiken (bij hulp bij zelfdoding). Het inbrengen van een infuusnaald en het vooraf (eventueel) aansluiten aan een waakinfuus worden niet beschouwd als toedieningshandelingen. Alle handelingen daarna wel1.