Zie Richtlijn uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding voor een verdere definitie van premedicatie


Als er bij een patiënt met vergevorderde dementie aanwijzingen zijn dat er bij de uitvoering van de euthanasie onrust, agitatie of agressie kan ontstaan, mag de arts in uitzonderlijke situaties bepalen dat premedicatie aangewezen is zonder dat hierover met de patiënt kan worden gecommuniceerd.

  • Euthanasie moet medisch zorgvuldig en op een voor de patiënt zo comfortabel mogelijke manier worden uitgevoerd.

  • De Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van de KNMG en KNMP (PDF) vormt ook bij euthanasie bij een patiënt met vergevorderde dementie het kader voor de medisch zorgvuldige uitvoering.

  • Bij een patiënt met vergevorderde dementie verdient de voorbereiding van de euthanasie-uitvoering bijzondere aandacht. Als er aanwijzingen zijn dat er bij die uitvoering onrust, agitatie of agressie bij de patiënt kan ontstaan, mag de arts in uitzonderlijke situaties concluderen dat premedicatie aangewezen is zonder dat hierover met de patiënt kan worden gecommuniceerd. Het doel daarvan is de patiënt in een lichte slaaptoestand te brengen.1 De KNMG benadrukt de noodzaak om het toedienen van premedicatie zorgvuldig af te wegen en te onderbouwen. Dit omdat bij een wilsonbekwame patiënt hierover geen afstemming meer kan plaatsvinden.

  • De KNMG adviseert de arts vooraf met de patiënt – als deze nog wilsbekwaam is – te spreken over het eventuele toedienen van premedicatie en hierover notities op te nemen in het medisch dossier. Maar ook al heeft de arts dit gedaan, dan betekent dit niet dat premedicatie altijd verantwoord is. De arts zal per situatie moeten beoordelen of het geven van premedicatie passend en noodzakelijk is.

  • Ook als de patiënt wilsonbekwaam is, blijft voor de KNMG het uitgangspunt dat de arts probeert te communiceren met de patiënt over onder meer de euthanasie en de wijze van uitvoering. In ieder geval moet de arts enkele pogingen tot communicatie ondernemen, tenzij dit voor de patiënt nadelig is, bijvoorbeeld omdat dit hevige agitatie of onrust veroorzaakt. De arts legt de overwegingen vast in het medisch dossier en het meldingsformulier. De arts bespreekt het toedienen van premedicatie ook met de wettelijk vertegenwoordiger en/of naasten van de patiënt.

De laatste zorgvuldigheidseis in de euthanasiewet is dat de uitvoering van de euthanasie zorgvuldig moet gebeuren (zie paragraaf 2.7.6 voor een algemene toelichting op deze zorgvuldigheidseis).



Zie Richtlijn uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding voor een verdere definitie van premedicatie


  • Euthanasie moet medisch zorgvuldig en op een voor de patiënt zo comfortabel mogelijke manier worden uitgevoerd.

  • De Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van de KNMG en KNMP (PDF) vormt ook bij euthanasie bij een patiënt met vergevorderde dementie het kader voor de medisch zorgvuldige uitvoering.

  • Bij een patiënt met vergevorderde dementie verdient de voorbereiding van de euthanasie-uitvoering bijzondere aandacht. Als er aanwijzingen zijn dat er bij die uitvoering onrust, agitatie of agressie bij de patiënt kan ontstaan, mag de arts in uitzonderlijke situaties concluderen dat premedicatie aangewezen is zonder dat hierover met de patiënt kan worden gecommuniceerd. Het doel daarvan is de patiënt in een lichte slaaptoestand te brengen.1 De KNMG benadrukt de noodzaak om het toedienen van premedicatie zorgvuldig af te wegen en te onderbouwen. Dit omdat bij een wilsonbekwame patiënt hierover geen afstemming meer kan plaatsvinden.

  • De KNMG adviseert de arts vooraf met de patiënt – als deze nog wilsbekwaam is – te spreken over het eventuele toedienen van premedicatie en hierover notities op te nemen in het medisch dossier. Maar ook al heeft de arts dit gedaan, dan betekent dit niet dat premedicatie altijd verantwoord is. De arts zal per situatie moeten beoordelen of het geven van premedicatie passend en noodzakelijk is.

  • Ook als de patiënt wilsonbekwaam is, blijft voor de KNMG het uitgangspunt dat de arts probeert te communiceren met de patiënt over onder meer de euthanasie en de wijze van uitvoering. In ieder geval moet de arts enkele pogingen tot communicatie ondernemen, tenzij dit voor de patiënt nadelig is, bijvoorbeeld omdat dit hevige agitatie of onrust veroorzaakt. De arts legt de overwegingen vast in het medisch dossier en het meldingsformulier. De arts bespreekt het toedienen van premedicatie ook met de wettelijk vertegenwoordiger en/of naasten van de patiënt.

Als er bij een patiënt met vergevorderde dementie aanwijzingen zijn dat er bij de uitvoering van de euthanasie onrust, agitatie of agressie kan ontstaan, mag de arts in uitzonderlijke situaties bepalen dat premedicatie aangewezen is zonder dat hierover met de patiënt kan worden gecommuniceerd.

De laatste zorgvuldigheidseis in de euthanasiewet is dat de uitvoering van de euthanasie zorgvuldig moet gebeuren (zie paragraaf 2.7.6 voor een algemene toelichting op deze zorgvuldigheidseis).