1 Zie voor meer informatie over moreel beraad dit artikel
Steun
Voor het verkrijgen van steun is een eerste logische stap om in de eigen omgeving contact te zoeken met collega’s (uit de collegiale artsengroep). Ook kan een SCEN-arts worden geraadpleegd. SCEN staat voor Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland. Een SCEN-arts is een onafhankelijke en deskundige arts die voor dit doel door de KNMG is opgeleid. De SCEN-arts beoordeelt in de consultatiefase of aan de eerste vier zorgvuldigheidseisen van de euthanasiewet is voldaan.
Een arts kan een SCEN-arts ook al eerder in het traject om steun vragen. Bijvoorbeeld als hij vragen heeft over de juridische, ethische en communicatieve aspecten van euthanasie, of over de medisch-technische uitvoering. Dit betreft meestal een eenmalig contact. Daarnaast kan een arts bij een SCEN-arts terecht als hij wil praten over de (emotionele) belasting van het verzoek om euthanasie.
Alleen artsen kunnen een SCEN-arts inschakelen. Als een SCEN-arts steun verleent en zich daardoor niet meer onafhankelijk acht, moet een andere SCEN-arts de consultatie uitvoeren die verplicht is op grond van de euthanasiewet (zie paragraaf 2.7.5). Dit om te waarborgen dat het oordeel van de arts die de consultatie uitvoert, onpartijdig en onafhankelijk is.
Ook Expertisecentrum Euthanasie biedt advies en begeleiding aan artsen. Zij maken gebruik van consulenten die vragen beantwoorden, informatie geven of artsen begeleiden tijdens het euthanasietraject. Expertisecentrum Euthanasie heeft ook een informatielijn voor zorgverleners.
Oordeelsvorming
Omdat een euthanasieverzoek complex kan zijn, is het raadzaam om deskundigen te raadplegen. Zo kan de uitvoerend arts tot een afgewogen oordeel komen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het in kaart brengen van deelaspecten van de zorgvuldigheidseisen of het nader bekijken van feitelijke probleemgebieden. De arts kan hiervoor gericht contact opnemen met een onafhankelijke deskundige of een SCEN-arts.
Bij ethische en juridische praktijkdilemma’s kunnen artsen te rade gaan bij de Artseninformatielijn. Voor de ethische aspecten kan een moreel beraad worden ingezet.1 Ook het organiseren van een Multidisciplinair Overleg (MDO) kan behulpzaam zijn om vanuit verschillende perspectieven het euthanasieverzoek te belichten. Aan een MDO kunnen ook eerdere behandelaren deelnemen, en medewerkers die betrokken zijn bij de dagelijkse verzorging van de patiënt.
Als een arts die een euthanasieverzoek overweegt anderen bij zijn oordeelsvorming betrekt, is het belangrijk dat hij, gezien het medisch beroepsgeheim, de patiënt (of bij wilsonbekwaamheid ter zake van het euthanasieverzoek de vertegenwoordiger) hierover informeert en dit met hem afstemt. Als het mogelijk is, deelt de arts geen of zo min mogelijk tot de persoon herleidbare gegevens.
Wanneer sprake is van een euthanasieverzoek van een patiënt met een psychische stoornis of met vergevorderde dementie schrijven verschillende beroepsnormen voor dat specifieke deskundigheid moet worden betrokken. Zie voor een euthanasieverzoek van een patiënt met een psychische stoornis paragraaf 2.10.3 en voor een euthanasieverzoek van een patiënt met vergevorderde dementie paragraaf 3.4.5.
Soms is het nodig dat de deskundige de patiënt bezoekt. In dat geval is het belangrijk dat het doel van dit bezoek vooraf goed gecommuniceerd wordt: het moet voor de patiënt, de uitvoerend arts en de deskundige volstrekt duidelijk zijn dat het bezoek bedoeld is voor de oordeelsvorming op een bepaald terrein en dat het geen formele consultatie in de zin van de euthanasiewet betreft. Op die manier wordt voorkomen dat er verkeerde verwachtingen ontstaan.
In alle gevallen blijft de uitvoerend arts zelf verantwoordelijk voor zijn keuzes en de onderbouwing daarvan.
Consultatie
Als een arts in principe bereid is om euthanasie bij een patiënt uit te voeren, moet hij volgens de euthanasiewet ten minste één andere, onafhankelijke arts raadplegen. Die onafhankelijke arts moet de patiënt zien en moet schriftelijk een oordeel geven over in ieder geval de naleving van de eerste vier wettelijke zorgvuldigheidseisen. Het doel van deze consultatie is om na te gaan of aan de zorgvuldigheidseisen is voldaan en om te reflecteren op het euthanasieverzoek, voordat de arts definitief besluit om tot uitvoering over te gaan. Het is de professionele norm dat de onafhankelijke arts die geraadpleegd wordt een SCEN-arts is. Zie paragraaf 2.7.5.
De euthanasiewet verplicht de arts om altijd een onafhankelijke arts te consulteren alvorens in te gaan op een verzoek tot euthanasie. Het kan daarnaast ook raadzaam zijn om anderen te raadplegen voor steun en oordeelsvorming.
1 Zie voor meer informatie over moreel beraad dit artikel
Steun
Voor het verkrijgen van steun is een eerste logische stap om in de eigen omgeving contact te zoeken met collega’s (uit de collegiale artsengroep). Ook kan een SCEN-arts worden geraadpleegd. SCEN staat voor Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland. Een SCEN-arts is een onafhankelijke en deskundige arts die voor dit doel door de KNMG is opgeleid. De SCEN-arts beoordeelt in de consultatiefase of aan de eerste vier zorgvuldigheidseisen van de euthanasiewet is voldaan.
Een arts kan een SCEN-arts ook al eerder in het traject om steun vragen. Bijvoorbeeld als hij vragen heeft over de juridische, ethische en communicatieve aspecten van euthanasie, of over de medisch-technische uitvoering. Dit betreft meestal een eenmalig contact. Daarnaast kan een arts bij een SCEN-arts terecht als hij wil praten over de (emotionele) belasting van het verzoek om euthanasie.
Alleen artsen kunnen een SCEN-arts inschakelen. Als een SCEN-arts steun verleent en zich daardoor niet meer onafhankelijk acht, moet een andere SCEN-arts de consultatie uitvoeren die verplicht is op grond van de euthanasiewet (zie paragraaf 2.7.5). Dit om te waarborgen dat het oordeel van de arts die de consultatie uitvoert, onpartijdig en onafhankelijk is.
Ook Expertisecentrum Euthanasie biedt advies en begeleiding aan artsen. Zij maken gebruik van consulenten die vragen beantwoorden, informatie geven of artsen begeleiden tijdens het euthanasietraject. Expertisecentrum Euthanasie heeft ook een informatielijn voor zorgverleners.
Oordeelsvorming
Omdat een euthanasieverzoek complex kan zijn, is het raadzaam om deskundigen te raadplegen. Zo kan de uitvoerend arts tot een afgewogen oordeel komen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het in kaart brengen van deelaspecten van de zorgvuldigheidseisen of het nader bekijken van feitelijke probleemgebieden. De arts kan hiervoor gericht contact opnemen met een onafhankelijke deskundige of een SCEN-arts.
Bij ethische en juridische praktijkdilemma’s kunnen artsen te rade gaan bij de Artseninformatielijn. Voor de ethische aspecten kan een moreel beraad worden ingezet.1 Ook het organiseren van een Multidisciplinair Overleg (MDO) kan behulpzaam zijn om vanuit verschillende perspectieven het euthanasieverzoek te belichten. Aan een MDO kunnen ook eerdere behandelaren deelnemen, en medewerkers die betrokken zijn bij de dagelijkse verzorging van de patiënt.
Als een arts die een euthanasieverzoek overweegt anderen bij zijn oordeelsvorming betrekt, is het belangrijk dat hij, gezien het medisch beroepsgeheim, de patiënt (of bij wilsonbekwaamheid ter zake van het euthanasieverzoek de vertegenwoordiger) hierover informeert en dit met hem afstemt. Als het mogelijk is, deelt de arts geen of zo min mogelijk tot de persoon herleidbare gegevens.
Wanneer sprake is van een euthanasieverzoek van een patiënt met een psychische stoornis of met vergevorderde dementie schrijven verschillende beroepsnormen voor dat specifieke deskundigheid moet worden betrokken. Zie voor een euthanasieverzoek van een patiënt met een psychische stoornis paragraaf 2.10.3 en voor een euthanasieverzoek van een patiënt met vergevorderde dementie paragraaf 3.4.5.
Soms is het nodig dat de deskundige de patiënt bezoekt. In dat geval is het belangrijk dat het doel van dit bezoek vooraf goed gecommuniceerd wordt: het moet voor de patiënt, de uitvoerend arts en de deskundige volstrekt duidelijk zijn dat het bezoek bedoeld is voor de oordeelsvorming op een bepaald terrein en dat het geen formele consultatie in de zin van de euthanasiewet betreft. Op die manier wordt voorkomen dat er verkeerde verwachtingen ontstaan.
In alle gevallen blijft de uitvoerend arts zelf verantwoordelijk voor zijn keuzes en de onderbouwing daarvan.
Consultatie
Als een arts in principe bereid is om euthanasie bij een patiënt uit te voeren, moet hij volgens de euthanasiewet ten minste één andere, onafhankelijke arts raadplegen. Die onafhankelijke arts moet de patiënt zien en moet schriftelijk een oordeel geven over in ieder geval de naleving van de eerste vier wettelijke zorgvuldigheidseisen. Het doel van deze consultatie is om na te gaan of aan de zorgvuldigheidseisen is voldaan en om te reflecteren op het euthanasieverzoek, voordat de arts definitief besluit om tot uitvoering over te gaan. Het is de professionele norm dat de onafhankelijke arts die geraadpleegd wordt een SCEN-arts is. Zie paragraaf 2.7.5.
De euthanasiewet verplicht de arts om altijd een onafhankelijke arts te consulteren alvorens in te gaan op een verzoek tot euthanasie. Het kan daarnaast ook raadzaam zijn om anderen te raadplegen voor steun en oordeelsvorming.