1De benadering van mensen met dementie brengt specifieke vaardigheden met zich mee. Niet elke SCEN-arts zal daartoe voldoende toegerust zijn. Het behoort tot de professionele verantwoordelijkheid van de SCEN-arts om te bepalen of hij hiertoe bekwaam is. Zo nodig betrekt de SCEN-arts anderen bij zijn oordeelsvorming of draagt de SCEN-arts de consultatie over aan een deskundige collega-SCEN-arts.


De situatie van een patiënt met vergevorderde dementie met een schriftelijk euthanasieverzoek is altijd aanleiding om - naast de SCEN-arts - een tweede onafhankelijke arts te raadplegen met specifieke deskundigheid ter zake.


  • Als de patiënt niet zelf in woord of gebaar zijn euthanasiewens kan uiten of de ondraaglijkheid van zijn lijden kan aangeven, moet de arts zich deels baseren op de interpretatie van onder meer uitingen en gedragingen van de patiënt en van diens bewoordingen in zijn schriftelijke euthanasieverzoek. Juist daarom zijn extra behoedzaamheid en een grote procedurele zorgvuldigheid geboden. De KNMG vindt dat altijd een onafhankelijke deskundige ter zake gevraagd moet worden om de arts te adviseren over de vraag of voldaan is aan de zorgvuldigheidseisen. Denk daarbij aan een specialist ouderengeneeskunde, een ouderenpsychiater, een neuroloog of een klinisch geriater. De arts moet deze externe deskundige raadplegen voordat de SCEN-consultatie plaatsvindt. Deze deskundige moet de patiënt zelf bezoeken en diens situatie zelf onderzoeken. Hoewel de KNMG erkent dat het voor de patiënt belastend kan zijn om zowel contact te hebben met de onafhankelijke deskundige als met een SCEN-arts, is het belang van een zorgvuldige en behoedzame procedure leidend.

  • Bij een euthanasieverzoek van een patiënt met vergevorderde dementie, adviseert de KNMG de uitvoerend arts voorafgaand aan de consultatiefase anderen te raadplegen, zoals eerdere behandelaren en personeel dat bij de dagelijkse verzorging van de patiënt betrokken is (zie ook paragraaf 2.3). De arts maakt hiervan een zorgvuldig verslag in het medisch dossier en op het meldingsformulier.

  • Als de arts voornemens is de euthanasie uit te voeren en er is een onafhankelijke deskundige geraadpleegd, dan moet de uitvoerend arts een SCEN-arts consulteren (zie paragraaf 2.7.5).1 De SCEN-arts moet de patiënt persoonlijk zien en zich, hoewel dit in de praktijk mogelijk lastig is, inspannen om met de patiënt te communiceren.

  • Naast de eigen observaties zal de SCEN-arts ook informatie van de uitvoerend arts en aanvullende informatie van anderen moeten gebruiken om tot een oordeel te komen en zijn verslag te maken. Daarbij gaat het om het medisch dossier, specialistenbrieven, het schriftelijke euthanasieverzoek, mondelinge informatie van de aanvragend arts, naasten en/of verzorgenden, en het oordeel van de geraadpleegde onafhankelijke deskundige. Bij een patiënt met vergevorderde dementie wordt geadviseerd dat de SCEN-arts, gezien de specifieke dilemma’s die zich kunnen voordoen, in zijn consultatieverslag ook de medisch-technische uitvoering bespreekt.

  • De uitvoerend arts is volgens de euthanasiewet verantwoordelijk en het advies van de onafhankelijke deskundige en het oordeel van de SCEN- arts zijn niet bindend. Geeft de SCEN-arts een negatief oordeel en is de uitvoerend arts het daar niet mee eens, dan moet in situaties waarin uitzonderlijke behoedzaamheid geboden is, zoals bij patiënten met dementie, een tweede onafhankelijke SCEN-arts geraadpleegd te worden. Deze SCEN-arts moet ook de beschikking krijgen over het oordeel van de eerste SCEN-arts. Brengt ook de tweede SCEN-arts een negatief oordeel uit, dan moet de uitvoerend arts zich beraden op de vraag of het wel verantwoord is om de euthanasie uit te voeren. Als de uitvoerend arts besluit af te wijken van de negatieve adviezen, dan moet hij dit goed onderbouwen. Het afwijken van een oordeel van de SCEN-arts zal bij de RTE leiden tot het stellen van aanvullende vragen. Het is niet professioneel verantwoord om net zo vaak een nieuwe SCEN-arts te raadplegen tot er een positief oordeel is verkregen. 

Meer informatie over consultatie bij euthanasie is te vinden in paragraaf 2.3 en 2.7.5 .

Volgens de vijfde zorgvuldigheidseis in de euthanasiewet moet de uitvoerend arts, voorafgaand aan de euthanasie, ten minste één andere onafhankelijke arts consulteren. Dit is in beginsel een SCEN-arts. Zie paragraaf 2.7.5.




1De benadering van mensen met dementie brengt specifieke vaardigheden met zich mee. Niet elke SCEN-arts zal daartoe voldoende toegerust zijn. Het behoort tot de professionele verantwoordelijkheid van de SCEN-arts om te bepalen of hij hiertoe bekwaam is. Zo nodig betrekt de SCEN-arts anderen bij zijn oordeelsvorming of draagt de SCEN-arts de consultatie over aan een deskundige collega-SCEN-arts.



  • Als de patiënt niet zelf in woord of gebaar zijn euthanasiewens kan uiten of de ondraaglijkheid van zijn lijden kan aangeven, moet de arts zich deels baseren op de interpretatie van onder meer uitingen en gedragingen van de patiënt en van diens bewoordingen in zijn schriftelijke euthanasieverzoek. Juist daarom zijn extra behoedzaamheid en een grote procedurele zorgvuldigheid geboden. De KNMG vindt dat altijd een onafhankelijke deskundige ter zake gevraagd moet worden om de arts te adviseren over de vraag of voldaan is aan de zorgvuldigheidseisen. Denk daarbij aan een specialist ouderengeneeskunde, een ouderenpsychiater, een neuroloog of een klinisch geriater. De arts moet deze externe deskundige raadplegen voordat de SCEN-consultatie plaatsvindt. Deze deskundige moet de patiënt zelf bezoeken en diens situatie zelf onderzoeken. Hoewel de KNMG erkent dat het voor de patiënt belastend kan zijn om zowel contact te hebben met de onafhankelijke deskundige als met een SCEN-arts, is het belang van een zorgvuldige en behoedzame procedure leidend.

  • Bij een euthanasieverzoek van een patiënt met vergevorderde dementie, adviseert de KNMG de uitvoerend arts voorafgaand aan de consultatiefase anderen te raadplegen, zoals eerdere behandelaren en personeel dat bij de dagelijkse verzorging van de patiënt betrokken is (zie ook paragraaf 2.3). De arts maakt hiervan een zorgvuldig verslag in het medisch dossier en op het meldingsformulier.

  • Als de arts voornemens is de euthanasie uit te voeren en er is een onafhankelijke deskundige geraadpleegd, dan moet de uitvoerend arts een SCEN-arts consulteren (zie paragraaf 2.7.5).1 De SCEN-arts moet de patiënt persoonlijk zien en zich, hoewel dit in de praktijk mogelijk lastig is, inspannen om met de patiënt te communiceren.

  • Naast de eigen observaties zal de SCEN-arts ook informatie van de uitvoerend arts en aanvullende informatie van anderen moeten gebruiken om tot een oordeel te komen en zijn verslag te maken. Daarbij gaat het om het medisch dossier, specialistenbrieven, het schriftelijke euthanasieverzoek, mondelinge informatie van de aanvragend arts, naasten en/of verzorgenden, en het oordeel van de geraadpleegde onafhankelijke deskundige. Bij een patiënt met vergevorderde dementie wordt geadviseerd dat de SCEN-arts, gezien de specifieke dilemma’s die zich kunnen voordoen, in zijn consultatieverslag ook de medisch-technische uitvoering bespreekt.

  • De uitvoerend arts is volgens de euthanasiewet verantwoordelijk en het advies van de onafhankelijke deskundige en het oordeel van de SCEN- arts zijn niet bindend. Geeft de SCEN-arts een negatief oordeel en is de uitvoerend arts het daar niet mee eens, dan moet in situaties waarin uitzonderlijke behoedzaamheid geboden is, zoals bij patiënten met dementie, een tweede onafhankelijke SCEN-arts geraadpleegd te worden. Deze SCEN-arts moet ook de beschikking krijgen over het oordeel van de eerste SCEN-arts. Brengt ook de tweede SCEN-arts een negatief oordeel uit, dan moet de uitvoerend arts zich beraden op de vraag of het wel verantwoord is om de euthanasie uit te voeren. Als de uitvoerend arts besluit af te wijken van de negatieve adviezen, dan moet hij dit goed onderbouwen. Het afwijken van een oordeel van de SCEN-arts zal bij de RTE leiden tot het stellen van aanvullende vragen. Het is niet professioneel verantwoord om net zo vaak een nieuwe SCEN-arts te raadplegen tot er een positief oordeel is verkregen. 

Meer informatie over consultatie bij euthanasie is te vinden in paragraaf 2.3 en 2.7.5 .

De situatie van een patiënt met vergevorderde dementie met een schriftelijk euthanasieverzoek is altijd aanleiding om - naast de SCEN-arts - een tweede onafhankelijke arts te raadplegen met specifieke deskundigheid ter zake.

Volgens de vijfde zorgvuldigheidseis in de euthanasiewet moet de uitvoerend arts, voorafgaand aan de euthanasie, ten minste één andere onafhankelijke arts consulteren. Dit is in beginsel een SCEN-arts. Zie paragraaf 2.7.5.