2.2 Morele achtergrond

Als een arts geconfronteerd wordt met een situatie van ondraaglijk lijden in combinatie met een verzoek om euthanasie van de patiënt, ziet hij zich gesteld voor tegenstrijdige plichten. Enerzijds is er de plicht om het leven van de patiënt te beschermen. Anderzijds is er de plicht om (verder) uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de patiënt zo veel mogelijk te verlichten, te voorkomen of te beëindigen, zelfs als dat inhoudt dat het leven van de patiënt op diens verzoek wordt beëindigd. Bij zo’n ‘conflict van plichten’ mag de arts concluderen dat de plicht om het lijden van de patiënt op diens verzoek te beëindigen door euthanasie, zwaarder weegt dan de plicht om het leven van de patiënt te behouden. De arts handelt dan uit compassie of barmhartigheid. In het Wetboek van Strafrecht (artikel 293, lid 2 en artikel 294, lid 2) is een bijzondere strafuitsluitingsgrond opgenomen waarop alleen de arts die in overeenstemming met de euthanasiewet handelt en de euthanasie meldt, een beroep kan doen.

Het respect voor autonomie speelt een belangrijke rol in de rechtvaardiging van euthanasie. Respect voor autonomie wil echter niet zeggen dat mensen ook het recht hebben op euthanasie of dat het respect voor autonomie alleen volstaat om euthanasie te kunnen uitvoeren. Immers, om euthanasie te kunnen uitvoeren moet er sprake zijn van uitzichtloos en ondraaglijk lijden, waardoor het genoemde conflict van plichten ontstaat. Een autonome wil om te sterven en een daartoe strekkend verzoek geven geen ‘recht’ op hulp bij dat sterven. Zo’n verzoek is overigens wel een essentiële eis: zonder verzoek van de patiënt zelf mag er geen euthanasie plaatsvinden. Respect voor de autonomie van de patiënt komt onder meer tot uitdrukking in de eis uit de euthanasiewet dat het verzoek van de patiënt vrijwillig en weloverwogen moet zijn en van de patiënt zelf moet komen. Deze eis garandeert dat de patiënt daadwerkelijk zelf, zonder druk van buitenaf, voor euthanasie heeft gekozen.

Euthanasie is, zoals gezegd geen recht van de patiënt en ook geen plicht van de arts. De arts moet een verzoek om euthanasie wel altijd serieus nemen. Euthanasie moet een onderwerp zijn dat bespreekbaar is. Dit betekent ook dat de arts het tijdig en helder aan de patiënt moet melden als hij niet kan ingaan op een verzoek om euthanasie. Een arts hoort open te staan voor de opvattingen van de patiënt en open te communiceren over de eigen opvattingen. Zie paragraaf 2.4

Als een arts geconfronteerd wordt met een situatie van ondraaglijk lijden in combinatie met een verzoek om euthanasie van de patiënt, ziet hij zich gesteld voor tegenstrijdige plichten. Enerzijds is er de plicht om het leven van de patiënt te beschermen. Anderzijds is er de plicht om (verder) uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de patiënt zo veel mogelijk te verlichten, te voorkomen of te beëindigen, zelfs als dat inhoudt dat het leven van de patiënt op diens verzoek wordt beëindigd. Bij zo’n ‘conflict van plichten’ mag de arts concluderen dat de plicht om het lijden van de patiënt op diens verzoek te beëindigen door euthanasie, zwaarder weegt dan de plicht om het leven van de patiënt te behouden. De arts handelt dan uit compassie of barmhartigheid. In het Wetboek van Strafrecht (artikel 293, lid 2 en artikel 294, lid 2) is een bijzondere strafuitsluitingsgrond opgenomen waarop alleen de arts die in overeenstemming met de euthanasiewet handelt en de euthanasie meldt, een beroep kan doen.

Het respect voor autonomie speelt een belangrijke rol in de rechtvaardiging van euthanasie. Respect voor autonomie wil echter niet zeggen dat mensen ook het recht hebben op euthanasie of dat het respect voor autonomie alleen volstaat om euthanasie te kunnen uitvoeren. Immers, om euthanasie te kunnen uitvoeren moet er sprake zijn van uitzichtloos en ondraaglijk lijden, waardoor het genoemde conflict van plichten ontstaat. Een autonome wil om te sterven en een daartoe strekkend verzoek geven geen ‘recht’ op hulp bij dat sterven. Zo’n verzoek is overigens wel een essentiële eis: zonder verzoek van de patiënt zelf mag er geen euthanasie plaatsvinden. Respect voor de autonomie van de patiënt komt onder meer tot uitdrukking in de eis uit de euthanasiewet dat het verzoek van de patiënt vrijwillig en weloverwogen moet zijn en van de patiënt zelf moet komen. Deze eis garandeert dat de patiënt daadwerkelijk zelf, zonder druk van buitenaf, voor euthanasie heeft gekozen.

Euthanasie is, zoals gezegd geen recht van de patiënt en ook geen plicht van de arts. De arts moet een verzoek om euthanasie wel altijd serieus nemen. Euthanasie moet een onderwerp zijn dat bespreekbaar is. Dit betekent ook dat de arts het tijdig en helder aan de patiënt moet melden als hij niet kan ingaan op een verzoek om euthanasie. Een arts hoort open te staan voor de opvattingen van de patiënt en open te communiceren over de eigen opvattingen. Zie paragraaf 2.4

2.2 Morele achtergrond